Wie bezig is of gaat met digitale toegankelijkheid, is vast wel eens de afkorting WCAG tegengekomen. Waar dit voor staat en waarom dit belangrijk is, leggen we hier beknopt uit.
Grondslag voor wetgeving en controles
De afkorting WCAG staat voor Web Content Accessibility Guidelines. Het is een set met kwaliteitseisen waarmee je kunt bepalen of webcontent toegankelijk is. Om deze reden wordt de WCAG gebruikt als grondslag voor (inter)nationale wetgeving en voor controles op digitale toegankelijkheid.
De WCAG is voor het eerst in 1999 door het World Wide Web Consortium (W3C) gepubliceerd en geldt sindsdien als één van de belangrijkste standaarden voor het web. Regelmatig vinden er nieuwe updates plaats en momenteel is versie 2.1 de versie die gebruikt wordt voor de Nederlandse wetgeving en voor toegankelijkheidsonderzoeken.
Principes, richtlijnen en succescriteria
Om de eisen overzichtelijk te houden, heeft de WCAG een gelaagde structuur: het bestaat uit principes, richtlijnen en succescriteria. In de eerste plaats bestaat het uit de volgende 4 principes:
- Waarneembaar
- Bedienbaar
- Begrijpelijk
- Robuust
Elk principe bestaat vervolgens uit een aantal richtlijnen. Zo vind je onder het principe Waarneembaar de volgende richtlijnen: Tekstalternatieven (1.1), Op tijd gebaseerde media (1.2), Aanpasbaar (1.3), Onderscheidbaar (1.4).
Elke richtlijn is verder onderverdeeld in een aantal succescriteria. Deze succescriteria zijn belangrijk, want daar wordt een website, app of online document op getoetst.
Niveau’s
Verder is de WCAG onderverdeeld in 3 niveaus: A, AA en AAA. Hierbij geldt in het algemeen dat aan succescriteria op niveau A relatief makkelijk te voldoen is. Succescriteria op niveau AAA zijn relatief moeilijk te behalen en zijn gericht op een geringe groep mensen met een functiebeperking.
Voor (semi)overheden in Nederland geldt dat zij minimaal moeten voldoen aan niveau AA.